Stel dat iemand, een moedertaalspreker, naar je toekomt – ‘jij bent toch neerlandicus?’ – met de vraag of het nu ‘hij wil’ is of ‘hij wilt’, wat zeg je dan? En vooral: wat voor argumenten gebruik je?
Een voorschrift moet uiteindelijk altijd gebaseerd zijn op een autoriteit – iets of iemand die de knoop doorhakt, een persoon die om de een of andere reden het juiste taalgevoel heeft, of de kracht van de traditie (‘zo hebben we dat altijd gedaan’) kent, van de rede (‘zo is het logischer’) of van de esthetiek (‘zo is het mooier’). Maar van die mogelijke bronnen van autoriteit blijft er bij nadere beschouwing geen een echt overeind, zo blijkt uit het nieuwe boek van Wouter van Wingerden.
Bron/lees meer: Neerlandistiek