Verschillende media hebben berichten geplaatst over de taal in de troonrede. De NRC zegt dat de tekst wel wat concreter en simpeler had gekund, en geeft tips voor de volgende keer. BNR signaleert “een ouderwetse portie ambtelijke taal en omtrekkende formuleringen, maar af en toe toch ook duidelijke taal.” Onze Taal twitterde een woordwolk van de Troonrede, waaruit blijkt dat land, regering en mensen het vaakst in de tekst genoemd werden.
Wat doet de Taalunie eigenlijk? Die vraag wordt beantwoord in het onderstaande, mooi geanimeerde filmpje. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Jet Bussemaker leidt het filmpje in.
Op Kennislink staat een interessant stuk over het verschil tussen semantiek (wat wordt gezegd) en pragmatiek (wat wordt bedoeld). Het stuk gaat over een onderzoek binnen het project Language in Interaction.
Iedereen maakt zich schuldig aan vaag taalgebruik, de hele dag door. Zo vertel je als je iemand lang vindt, er niet bij wat zijn lengte in millimeters is. Toch kunnen we goed omgaan met die vaagheid. “Ook een vage uitdrukking heeft betekenis”, zegt logicus Robert van Rooij, die onderzocht hoe we betekenis geven aan elkaars uitspraken.
Lees het gehele stuk op http://www.kennislink.nl/publicaties/de-logica-van-vaag-taalgebruik.
Het project ‘Elektronisch platform wetenschappelijk schrijven’ van de KU Leuven heeft een digitale schrijfhulp opgeleverd. Op de site http://ilt.kuleuven.be/schrijfhulp voer je in een vakje een tekst in, waarna de site drie punten controleert: structuur en samenhang, stijl en spelling. De tool markeert en telt een aantal mogelijke problemen en fouten in de tekst.
Bijzonder is dat de tool niet alleen naar spelfouten kijkt, maar ook naar structuur en samenhang. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aanwezigheid van (te) vaak gebruikte woorden, de zins- en alinealengte en structuurwoorden zoals vervolgens, omdat en zoals. Bij stijl komen een paar vaak voorkomende fouten aan bod, zoals een overdadig gebruik van passieven en ‘vervagers’: woorden als verschillende, sommige, bepaalde en vaak.
Het laatste onderdeel is de spellingcontrole: “De onze werkt beter dan die van Word”, beweert De Wachter van de KU Leuven. Al voegt ze er meteen aan toe dat spelling niet het grootste struikelblok is: “Spelfouten springen het snelst in het oog, maar vaak zijn ze een indicator van andere problemen, zoals een slechte structuur en stijl.” Werkwoordspelling is overigens uitgesloten, omdat de tool niet kan ontleden. Blijven oefenen op Gespeld.nl dus!
Online schrijfhulp: http://ilt.kuleuven.be/schrijfhulp (inmiddels offline, wellicht door onverwachte populariteit?)
Bron: http://nieuws.kuleuven.be/node/13852
Houd jij ook zo van taal? Dan kun je vanaf 2015 naar het nieuwe taalmuseum in Leiden.
Leiden krijgt in 2015 een taalmuseum. Een publieksinstituut waarin taal in al haar facetten centraal staat. Waar wetenschap en maatschappelijke ontwikkelingen samenkomen voor een breed publiek. […] Iedereen gebruikt taal en heeft er een mening over. Over toon en stijl, over spelling en grammatica, over gesproken en geschreven woorden. […] Bovendien hoort taal midden in de samenleving te staan. Daarom de keuze voor de openbare ruimte: de stad als museaal podium.
Bron: Universiteit Leiden
Zie ook: http://taalmuseumleiden.nl/
Hoe zat het ook alweer met de leestekens? Moet je nu wel of geen komma zetten voor en? Moet een gedachte nu wel of niet tussen aanhalingstekens? Taalkundige Wim Daniëls legt het uit op zijn weblog.
Bron: https://onzetaal.nl/nieuws/gratis-online-cursus-leestekens
Blog Wim Daniëls: http://www.wimdaniels.nl/blog
Laatst ontving ik, via Facebook, een protest van een van mijn oud-studenten tegen de in een oefening gebruikte spelling van het leenwoord pleasen. Allereerst bedankt voor je bericht, Jos.
De zin in kwestie was de volgende:
1. Zijn poëzie komt nonchalant en bot over. Hij pleaset niemand, zegt hij zelf. “Pas als ik denk: ‘dit kan je toch niet máken’, dan is het goed.” (pleasen, tegenwoordige tijd)
De zender van het bericht schreef het volgende:
Naar mijn mening is de laatste e niet nodig voor de uitspraak en daarom is het ‘hij pleast‘, niet ‘hij pleaset‘. Zie ook:
- https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/engelse-werkwoorden-met-een-p-nederlandse-vervoeging
- http://www.ad.nl/ad/nl/5598/Sportcolumnisten/article/detail/3266726/2012/06/06/Oranje-pleast-nieuw-publiek-in-Krakau.dhtml
- https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/leasede-leasde-leasete-leaste
Leasen volgens het Witte Boekje (2011):
- ik lease – ik leasde/leaste
- jij least – jij leasde/leaste
Discutabel.
Alvorens op de kwestie in te gaan, loont het te kijken wat het Groene Boekje en het Witte Boekje als correcte vervoegingen geven.
Pleasen volgens het Groene Boekje: ik please, jij/hij pleaset, jij/hij pleasede, gepleased
Pleasen volgens het Witte Boekje: ik please, jij/hij pleast, jij/hij pleasde, gepleasd
De pagina van Onze Taal over werkwoorden als leasen – zeer vergelijkbaar met pleasen – begint met de volgende opmerking: ‘Over de vervoeging van leasen bestaat een klein meningsverschil.’ Onze Taal gaat allereerst in op het verschil tussen leaste en leasde. Als je de uitspraak van leasen vindt lijken op kniezen – met een z – dan vervoeg je het werkwoord met een d (leasde). Spreek je leasen uit als briesen, dan vervoeg je het werkwoord met een t (leaste). Maar dat was niet de kwestie. Over het verschil tussen least en leaset is Onze Taal minder uitvoerig:
In het Groene Boekje van 2005 wordt niet leas, maar lease als de stam van het werkwoord gezien. Vandaar die ‘extra’ e in onder meer jij/hij/zij leaset. Het Witte Boekje vindt dat in dit geval de e niet nodig is voor de uitspraak (zoals wel het geval is bij skaten – jij/hij skatet). Alleen in de eerste persoon enkelvoud (ik lease) is de Engelse vorm duidelijker; ik leas is minder goed herkenbaar.
Op Gespeld.nl houd ik, met het oog op het onderwijs, de officiële spelling aan (het Groene Boekje), maar dat betekent niet dat ik het altijd met de keuzes die tot deze officiële spelling hebben geleid eens ben. Toch gaat in dit geval mijn voorkeur uit naar leasen en pleasen met een e in de stam.
Ten eerste is de e aan het einde van de stam mijns inziens wél nodig voor de uitspraak. In leasen spreek je namelijk duidelijk een i-klank uit die vergelijkbaar is met de i-klank in peace. Die ‘lange i’ maakt ook dat we pies van peace kunnen onderscheiden. Diezelfde i-klank spreek ik uit bij woorden als leasen, pleasen en teasen. Ik heb nooit iemand liesen, pliesen of tiesen horen zeggen. Die specifieke klank hoort, wat mij betreft, bij een stam die eindigt op een e; pleas klinkt als pies, please als peace. Spreek de (wat vreemde) zin ‘Ik pies in de plomp en please daarmee niemand.’ maar eens uit; je hoort een duidelijk verschil tussen pies en please. Dit verschil is het eerste argument om de eind-e wel op te nemen in de stam. Helaas is onduidelijk welk criterium het Witte Boekje hanteert om de eind-e in de stam ‘niet nodig te vinden’ voor de uitspraak. Ook het boekje Spelling Geregeld van Onze Taal over de groene en witte spelling verschaft in deze kwestie geen duidelijkheid.
Ten tweede is er de overeenkomst tussen vorm en klank die ten grondslag ligt aan de Nederlandse spelling. In Spelling Geregeld van Onze Taal staat het volgende:
Een Engels werkwoord op -e verliest die e als hij niet nodig is voor de juiste uitspraak. Hij blijft dan alleen in de ik-vorm staan.
Als je kijkt naar het eerste citaat van Onze Taal hierboven, zou voor het behoud van de eind-e in de ik-vorm zijn gekozen om die vorm ‘herkenbaar’ te houden, maar dat is toch een wat vreemd argument. Het belangrijkste spellingprincipe is de overeenkomst tussen de schrijfwijze van een woord en de uitspraak ervan (het beginsel van de standaarduitspraak). Hoewel je daardoor soms een ogenschijnlijk vreemde schrijfwijze krijgt (denk aan updatete), is het een belangrijk en helder principe. Als de witte spelling dit principe gebruikt om te beargumenteren dat de eind-e in de stam van pleasen niet nodig is voor de uitspraak – waar dus over te twisten valt – dan is het vreemd om vervolgens in de ik-vorm wél die ‘extra’ e (voor) te schrijven. Volgens het beginsel van de standaarduitspraak (uiteraard niet het enige beginsel van de spelling) zou dat primair met uitspraak te maken moeten hebben, maar de witte spelling voert hier ‘herkenbaarheid van de Engelse vorm’ als argument. Je krijgt dan ‘ik please’, maar ‘hij pleast’. Dat is een vreemde keuze, omdat verdere alle aanpassingen van stam naar ik-vorm wel met uitspraak te maken hebben (denk aan lopen, lop-, loop en reizen, reiz-, reis). Daarnaast is onduidelijk waarom die e ter herkenning van de Engelse vorm in de rest van de vervoegingen (zoals ‘hij pleast’) niet nodig zou zijn.
Doordat zonder verdere reden niet een, maar twee principes (standaarduitspraak en ‘herkenbaarheid’) worden gebruikt voor één spellingkwestie, wordt de spelling inconsistent en daarmee gaat de keuze voor ‘ik please, jij pleast’ in tegen het beginsel van de gelijkvormigheid. Aangezien iedereen baat heeft bij een zo doorzichtig mogelijk systeem, lijkt me de (officiële) spelling ‘please, pleaset, pleasede, gepleased’ wenselijker. Eventueel is, eveneens volgens het beginsel van de standaarduitspraak, ook ‘pleas, pleast, pleasde, gepleasd’ (eventueel vervoegd met een t, zie hierboven) te beargumenteren, maar niet ‘please, pleast, pleasde, gepleasd’.
Van een aantal mensen, waaronder collega Simon Burgers – auteur van onder meer Taalproblemen van nu (2012) – kreeg ik de opmerking dat antwoorden op Gespeld.nl waarin een punt, komma, uitroepteken, vraagteken of ander leesteken is opgenomen, fout worden gerekend. Een voorbeeldje vind je hieronder.
Het verhaal gaat over een expeditie om een zeemonster op te sporen dat vele schepen heeft (……….). (verslinden)
Hier moet verslonden worden ingevuld, maar verslonden. – met punt – telde als een fout. In principe klopt dat, want er staat in de oefening al een punt. Toch is het niet helemaal terecht dat antwoorden met een leesteken fout worden gerekend, omdat een punt erg klein is en makkelijk over het hoofd kan worden gezien. Daarnaast komen leestekens door verschillende resoluties soms net op een nieuwe regel terecht en er zullen ook mensen zijn die uit automatisme een punt aan het einde van een zin typen.
Het probleem is inmiddels opgelost; leestekens worden bij het nakijken genegeerd. Dank voor de feedback.
Op de website Studeerindenhaag.nl staat een aardig artikeltje over Gespeld.nl. Het stuk gaat onder andere over het doel van de website en over veelgemaakte fouten:
Het idee achter Gespeld.nl is dat als je elke dag een paar minuten oefent met een kleine opdracht, je meer leert dan wanneer je er elke maand één uur voor gaat zitten. Gespeld.nl richt zich vooral op werkwoordspelling. Alex licht toe: ’t kofschip kennen de meesten wel, maar bij het toepassen daarvan gaat het vaak mis. Dat geldt bijvoorbeeld voor woorden waarvan de persoonsvorm hetzelfde klinkt als het voltooid deelwoord, zoals bij veranderen (verandert/veranderd), maar ook bij van oorsprong Engelse woorden als whatsappen.
Het artikel komt uit Link, het nieuwsblad van de Haagse Hogeschool.
Bij Radio 1 (België) is een brief binnengekomen van een lector Nederlands in het hoger onderwijs, waarin wordt betoogd dat ‘we’ te gefixeerd zijn op dt-fouten.
“Dt-fouten worden in teksten onevenredig zwaar aangerekend” mailt hij ons. Waarom zijn we zoveel milder voor, bijvoorbeeld, het fout geplaatste trema in ‘creëert’, ‘feeëriek’ of ‘categorieën? […] Taalvaardigheid gaat niet over woordjes juist schrijven. Veel moeilijker is het om mensen een vlotte, logisch opgebouwde tekst te leren schrijven en hen daarop correct te beoordelen.”
Interessant is dat in het radioprogramma, te beluisteren via de site http://www.radio1.be/, wordt ingegaan op het feit dat werkwoordspelling volgens een beperkte set regels foutloos kan worden toegepast, terwijl dat voor andere spellingkwesties lang niet altijd geldt.
Op de brief wordt gereageerd door onder andere Piet van de Craen, professor Taalkunde aan de Vrije Universiteit Brussel. Naast het beluisteren van de uitzending kun je een testje maken op de site. De resultaten worden eveneens besproken in het radioprogramma. (Er ontbreekt overigens wel een aantal belangrijke categorieën van de werkwoordspelling.)