Onze taal verandert voortdurend, al gaat dat vaak minder snel dan je denkt. Gelukkig kun je de ontwikkeling van de woordenschat door de eeuwen heen bekijken in historische woordenboeken.
Het woord zoen wordt al heel lang gebruikt: sinds ongeveer 1100. Maar het woord zag er toen heel anders uit: suona, spelde je toen, en het woord had ook een andere betekenis dan nu. Suona betekende alleen ‘verzoening’ en het had nog niets te maken met iemand een kus geven. In de dertiende eeuw veranderde de vorm wel in het al wat herkenbare soene, maar het betekende nog steeds hetzelfde.
Bron/lees meer: Taalunie
Welk woord in het Stadsutrechts is hét Utrechtse woord? Een verkiezing moet binnenkort uitsluitsel geven. Sinds afgelopen maandag kan iedereen via een speciale website woorden insturen. Begin augustus kan er gestemd worden op de vijf woorden die het vaakst zijn ingezonden, waarna op 28 augustus het “ultieme Utregse woord” bekendgemaakt wordt.
De initiatiefnemer van de verkiezing, Rob Vermeulen van Rake zaak, wil met het evenement het Utrechtse dialect onder de aandacht brengen. “Het Utregs is een belangrijk onderdeel van de Utregse identiteit. Het is een van de dingen die ons Utregs maakt. Het dialect is al zo goed als verdwenen, maar gelukkig nog niet helemaal. Utregters slikken nog steeds de ‘t’ in en noemen elkaar jochie, wijfie of ouchie. Laten we dat lekker zo houden, waor.”
Bron: Onze Taal
Het voorstel om Duitse persoonsaanduidingen met een mannelijke en een vrouwelijke vorm (bijvoorbeeld Studenten en Studentinnen) te vervangen door een vorm die gebruikt kan worden voor vrouwen en mannen en ‘alles ertussenin’ – namelijk Student*innen, dus met een zogeheten ‘gendersterretje’ erin – is voorlopig op de lange baan geschoven, in ieder geval tot november. De Duitse spellingraad wil eerst kijken of er geen alternatieven zijn, en of alle haken en ogen die deze schrijfwijze met zich meebrengt, omzeild kunnen worden.
Bron: Onze Taal
We kunnen alleen van Murakami, Pamuk en Ferrante genieten doordat ze perfect in het Nederlands worden vertaald. Dat is nog niet zo simpel. Het Expertisecentrum Literair Vertalen en de Taalunie zetten zich daarom al bijna twintig jaar met succes in om vertalers – uit én in het Nederlands – te professionaliseren.
Je pakt een woordenboek, zoekt de betekenis van de Franse of Russische woorden op en je hebt een vertaling. Het lijkt zo makkelijk. Niet voor niets trekt de vertaalwedstrijd die NRC Handelsblad en Bureau Verstegen & Stigter jaarlijks uitschrijven honderden deelnemers. Dit jaar waren het er 581, die in totaal 726 vertalingen maakten van gedichten.
Bron/lees meer: Taalunie
Op 12 december 2017 is de Braille Autoriteit opgericht. Binnen dit convenant zullen verschillende werkgroepen van braillegebruikers, -producenten, dienstverleners en onderwijsverstrekkers standaarden voor braille ontwikkelen en toepassen. De Braille Autoriteit werd gerealiseerd met een startsubsidie van de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek en is ondergebracht bij de Taalunie, de instantie die sinds 1980 instaat voor het gemeenschappelijke beleid rond taal en letteren in het Nederlandse taalgebied.
Bron/lees meer: Taalunie
De VPRO Gids-lezer ergert zich groen en geel aan de uitspraak van televisiepresentatoren. Dit vroeg om meer onderzoek, en antwoord op de vraag waar men zich nu eigenlijk druk over maakt.
Per Schuitemaker uit Hoorn heeft heel wat in gang gezet. Kort na de verkiezingen in maart scheef hij naar onze brievenrubriek ‘Forum’ om te bedanken voor de VPRO Gids-verkiezingsspecial. Zijn complimenten kwamen met een kanttekening: Eva Jinek en Mariëlle Tweebeeke waren weer volop te zien en te horen geweest op televisie.
‘Jinek onderbreekt gasten op haaibaaierige toon en kan de r niet goed uitspreken. Tweebeeke blijft zich in allerlei bochten wringen om het Nederlands zo perfect mogelijk uit te spreken en dat lukt dan niet (“Nuuwsuur” in plaats van “Nieuwsuur” en “zel” in plaats van “cel”) en ook geen normaal rollende r bij haar. Allebei snel naar een logopedist.’
Bron/lees meer: VPRO
In de zestiende eeuw verschenen de eerste woordenboeken en grammatica’s van het Nederlands. Dat wordt vaak toegeschreven aan een groeiend nationaal bewustzijn. Maar Nederlanders in die tijd hadden niet alleen interesse voor de Nederlandse volkstaal, ook voor andere talen. Dat blijkt uit onderzoek van Alisa van de Haar, die bronnen onderzocht uit de periode 1540-1620.
Bron/lees meer: Kennislink
Namenonderzoeker Gerrit Bloothooft telde de lengte van de eerste voornamen die sinds 1880 aan baby’s gegeven werden. Daaruit bleek – het zal weinigen verbazen – dat die namen sinds 1950 steeds korter worden, zowel bij meisjes als jongens. In 1880 (en 1950) kwamen zeven- en achtletterige namen het vaakst voor, nu namen met vijf en vier letters, en ook de drieletternamen zijn in opkomst. Namen van zes letters en langer komen verhoudingsgewijs steeds minder voor.
Bron: Onze Taal, Neerlandistiek.nl
Ga jij ook altijd als vanzelf op dezelfde plek aan tafel zitten? Ook jongeren die in een park aan het chillen zijn, weten precies waar zij wel en niet moeten zitten. En ze zijn zich ook nog eens heel bewust van hun manier van praten. Dat blijkt uit onderzoek van taalkundige Jacomine Nortier en stadsgeograaf Irina van Aalst in het Utrechtse Wilhelminapark.
In een drukke winkelstraat kun je harder praten dan in de stiltecoupé, en op een marktplein gebruik je wellicht grovere woorden dan in een bibliotheek. Hoe taal gebruikt wordt in (semi)openbare ruimtes is nog niet uitgebreid onderzocht. Sociaal geografen onderzoeken wel het menselijk gedrag, maar over het algemeen kijken zij niet naar de talige kant.
Terwijl je van de taal die mensen gebruiken juist heel veel kunt leren, vindt taalkundige Jacomine Nortier van de Universiteit Utrecht. Een paar jaar geleden zocht zij contact met de stadsgeograaf Irina van Aalst. Ze sloegen de handen ineen en deden een verkennende studie in het Utrechtse Wilhelminapark. Dat leverde beide wetenschappers nieuwe inzichten op over de invloed van de omgeving op taalgebruik. NEMO Kennislink sprak erover met Jacomine Nortier, universitair hoofddocent bij de afdeling Taalkunde van de opleiding Nederlands.
Bron/lees meer: Nemo Kennislink
Twintig (aankomende) neerlandici uit Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije zijn sinds vorige week een stuk bedrevener in het ondertitelen van Nederlandstalige films. Dankzij een cursus die ze gevolgd hebben aan de KU Leuven Campus Brussel kunnen ze films uit ons taalgebied nu van betere ondertitels in hun moedertaal voorzien.
In Midden- en Oost-Europa is er veel belangstelling voor films en series uit het Nederlandse taalgebied. Helaas komen die vaak niet tot hun recht, doordat vertalers uit het Nederlands weinig expertise hebben in het verzorgen van ondertiteling.
Toen Karlijn Waterman van de Taalunie daarover praatte met Martin van Dijk van de Nederlandse ambassade in Warschau, ontstond het idee voor een cursus. Die is uiteindelijk van 4 tot 8 september aan de Campus Brussel van de KU Leuven gegeven onder leiding van de docenten ondertiteling Luc Loonbeek en Luc Dierickx.
Bron/lees meer: Taalunie