De VPRO Gids-lezer ergert zich groen en geel aan de uitspraak van televisiepresentatoren. Dit vroeg om meer onderzoek, en antwoord op de vraag waar men zich nu eigenlijk druk over maakt.
Per Schuitemaker uit Hoorn heeft heel wat in gang gezet. Kort na de verkiezingen in maart scheef hij naar onze brievenrubriek ‘Forum’ om te bedanken voor de VPRO Gids-verkiezingsspecial. Zijn complimenten kwamen met een kanttekening: Eva Jinek en Mariëlle Tweebeeke waren weer volop te zien en te horen geweest op televisie.
‘Jinek onderbreekt gasten op haaibaaierige toon en kan de r niet goed uitspreken. Tweebeeke blijft zich in allerlei bochten wringen om het Nederlands zo perfect mogelijk uit te spreken en dat lukt dan niet (“Nuuwsuur” in plaats van “Nieuwsuur” en “zel” in plaats van “cel”) en ook geen normaal rollende r bij haar. Allebei snel naar een logopedist.’
Bron/lees meer: VPRO
Vroeger ging men met een schoolbord op pad. Bredero schreef er in 1615 al over: “Noch kreeg hy … en schrijf-boeck van fijn kapitoorye, Mit een nuwt school-bort, met een kategismus enz.,” in: J. ten Brink et al. (ed.), De Werken van G.A. Bredero, deel 2. Amsterdam, 1890, p. 106.
Zagen we dan kinderen zwarte krijtborden met zich meeslepen? Gelukkig niet. Een schoolbord was een houten lade waarin kinderen hun schoolspullen droegen. De lade werd ook wel als lessenaar gebruikt. Deze schoolborden werden zeker tot in de 19e eeuw nog in sommige delen van Z-Nederland gebruikt.
Bron/lees meer: Instituut voor de Nederlandse Taal
Met de website Taalhelden.org wil de Taalunie jongeren informeren over de Nederlandse taal. Maar hoe bereik je die uiterst diverse groep Nederlandstalige jongeren in Nederland, Vlaanderen en Suriname? Hoofdredacteur Maartje Luif vertelt over de afwegingen.
Iedereen leert op school over spelling en grammatica, vervoegingen, leestekens en uitdrukkingen, maar dat wil niet zeggen dat we allemaal onthouden hoe het zit. Bovendien komt niet alles aan bod in het onderwijs. Voor antwoord op alledaagse taalvragen biedt de Taalunie daarom Taaladvies.net, een site waarop je advies kunt vinden over honderden taalkwesties. Maar die doorwrochte adviezen zijn geschreven met volwassen bezoekers in het achterhoofd. Op de website Taalhelden.org wilden we de informatie begrijpelijk maken voor jongeren: korter en met minder jargon.
Bron/lees meer: Taalunie
In de zestiende eeuw verschenen de eerste woordenboeken en grammatica’s van het Nederlands. Dat wordt vaak toegeschreven aan een groeiend nationaal bewustzijn. Maar Nederlanders in die tijd hadden niet alleen interesse voor de Nederlandse volkstaal, ook voor andere talen. Dat blijkt uit onderzoek van Alisa van de Haar, die bronnen onderzocht uit de periode 1540-1620.
Bron/lees meer: Kennislink
Even een whatsappje sturen of een skypegesprek voeren met iemand aan de andere kant van de wereld: we kijken er niet meer van op. We kunnen ook tegen onze computer praten. De snelheid van die ontwikkelingen wordt bepaald door de investeringen in taal- en spraaktechnologie. Maar hoe ziet de toekomst van het Nederlands eruit in de digitale wereld? Is die rooskleurig of verliest het Nederlands terrein?
Bron/lees meer: Taalunie
Namenonderzoeker Gerrit Bloothooft telde de lengte van de eerste voornamen die sinds 1880 aan baby’s gegeven werden. Daaruit bleek – het zal weinigen verbazen – dat die namen sinds 1950 steeds korter worden, zowel bij meisjes als jongens. In 1880 (en 1950) kwamen zeven- en achtletterige namen het vaakst voor, nu namen met vijf en vier letters, en ook de drieletternamen zijn in opkomst. Namen van zes letters en langer komen verhoudingsgewijs steeds minder voor.
Bron: Onze Taal, Neerlandistiek.nl
De kandelaar staat op tafel, het bestek zit in de doos en de glazen staan op tafel, maar als ze omvallen liggen ze op de grond. Het gebruik van liggen of staan in het Nederlands lijkt vooral intuïtief te gebeuren en dat maakt het voor anderstaligen niet gemakkelijk leerbaar. De Taalunie kreeg een ‘leersuggestie’.
De Taalunie ontvangt regelmatig vragen en suggesties over het Nederlands. In Taalunie:Bericht lichten we er telkens één uit. Deze keer de suggestie voor een regel om het verschil tussen staan en liggen van voorwerpen te verduidelijken.
Waarom? In het programma Interne keuken op Radio 1 in België was onlangs Fieke Van der Gucht te gast, één van de auteurs van de pas verschenen Atlas van de Nederlandse Taal. In het gesprek kwamen enkele ‘rare’ kronkels in de taal aan de orde, zoals de kandelaar staat op tafel, het bestek zit in de doos en de glazen staan op tafel, maar als ze omvallen liggen ze op de grond. Van der Gucht: ‘Zitten, staan en liggen gebruiken we intuïtief juist, maar anderstaligen worden er gek van. Taalkundigen zijn er nog niet over uit wat nu precies de betekenisregel achter liggen en staan is. Er is wel veel onderzoek naar gedaan. Bij staan is het oppervlak vaak smal, bij liggen is het andersom.’
De suggestie: Begga Mariën: ‘Ik hoorde net op Radio 1 dat er geen regels zijn voor liggen/staan. Als ik dit aan een anderstalige aanbreng; zeg ik: ‘Alles wat kan omvallen (uit zichzelf of met een duw), staat. Liggen daarentegen, kan men wel draaien, keren, schuiven, maar valt niet om. Een kleine tip misschien om anderen te helpen?’
Bron/lees meer: Taalunie
Op de website promoboer.nl staat een mooie verzameling spelfouten in reclame-uitingen. Hieronder vind je een voorbeeld en de link naar nog meer voorbeelden.
Spelfouten in reclame-uitingen zijn alledaags. Vergeten letters, te veel woorden, omgedraaide letters. Je kunt ze overal tegenkomen, zoals in flyers, folders, website, advertenties, vacatures, marktplaatsen, billboards en ga zo maar door. De ene fout heeft grotere gevolgen dan de andere. Fouten door professionals leveren vaak meer ergernis op dan fouten door amateurs. Sommige fouten zijn zelfs schadelijk voor de bedrijfsvoering. En andere fouten zijn juist weer hilarisch of bewust. Wat zijn de meest voorkomende taal-, spel- en typefouten in reclame en advertenties? Wij zetten ze op een rijtje!
1. Werkwoordspelling: d’s, t’s en dt’s
De Nederlandse werkwoordspelling kent veel regels, maar ook veel uitzonderingen. Door de uitzonderingen ook gevoelig voor fouten. Maar van een communicatieprofessional mag je toch wel foutloze teksten verwachten. Toch?
Zo had MediaMarkt in het verleden de slogan: “We willen dat de klant nooit teveel betaald”. Wel bijzonder dat zo’n groot bedrijf een slogan de wereld instuurt met meerdere fouten, want ten eerste is het ‘te veel’ en ten tweede ‘betaalt’. Tegenwoordig is de slogan: “Ik ben toch niet gek?!”. Zonder fouten, maar deze slogan is toch een stuk minder gevoelig voor fouten dan de oude. Een ander groot bedrijf deed het later nog eens dunnetjes over met bijna dezelfde fout! Weet jij nog welke dat was?
Bron/lees meer: https://www.promoboer.nl/blog/meest-gemaakte-spelfouten-in-reclame/
Ga jij ook altijd als vanzelf op dezelfde plek aan tafel zitten? Ook jongeren die in een park aan het chillen zijn, weten precies waar zij wel en niet moeten zitten. En ze zijn zich ook nog eens heel bewust van hun manier van praten. Dat blijkt uit onderzoek van taalkundige Jacomine Nortier en stadsgeograaf Irina van Aalst in het Utrechtse Wilhelminapark.
In een drukke winkelstraat kun je harder praten dan in de stiltecoupé, en op een marktplein gebruik je wellicht grovere woorden dan in een bibliotheek. Hoe taal gebruikt wordt in (semi)openbare ruimtes is nog niet uitgebreid onderzocht. Sociaal geografen onderzoeken wel het menselijk gedrag, maar over het algemeen kijken zij niet naar de talige kant.
Terwijl je van de taal die mensen gebruiken juist heel veel kunt leren, vindt taalkundige Jacomine Nortier van de Universiteit Utrecht. Een paar jaar geleden zocht zij contact met de stadsgeograaf Irina van Aalst. Ze sloegen de handen ineen en deden een verkennende studie in het Utrechtse Wilhelminapark. Dat leverde beide wetenschappers nieuwe inzichten op over de invloed van de omgeving op taalgebruik. NEMO Kennislink sprak erover met Jacomine Nortier, universitair hoofddocent bij de afdeling Taalkunde van de opleiding Nederlands.
Bron/lees meer: Nemo Kennislink
Twintig (aankomende) neerlandici uit Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije zijn sinds vorige week een stuk bedrevener in het ondertitelen van Nederlandstalige films. Dankzij een cursus die ze gevolgd hebben aan de KU Leuven Campus Brussel kunnen ze films uit ons taalgebied nu van betere ondertitels in hun moedertaal voorzien.
In Midden- en Oost-Europa is er veel belangstelling voor films en series uit het Nederlandse taalgebied. Helaas komen die vaak niet tot hun recht, doordat vertalers uit het Nederlands weinig expertise hebben in het verzorgen van ondertiteling.
Toen Karlijn Waterman van de Taalunie daarover praatte met Martin van Dijk van de Nederlandse ambassade in Warschau, ontstond het idee voor een cursus. Die is uiteindelijk van 4 tot 8 september aan de Campus Brussel van de KU Leuven gegeven onder leiding van de docenten ondertiteling Luc Loonbeek en Luc Dierickx.
Bron/lees meer: Taalunie